33692 |
brede landweg |
dreef:
drēf (Q162p Tongeren),
dręf (Q162p Tongeren)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
gebit:
gǝbīt (Q162p Tongeren)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
brē.dǫsǝr (Q162p Tongeren),
latmolen:
latmjølǝ (Q162p Tongeren)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18786 |
breien |
strikken:
kouse strikke (Q162p Tongeren),
strikə (Q162p Tongeren)
|
breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
strikijzer:
striga.izər (Q162p Tongeren),
strikaaizers (Q162p Tongeren)
|
breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
17803 |
breken |
breken:
brēͅ:ka (Q162p Tongeren),
brēͅkə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
breken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
26635 |
breken, pletten |
breken:
brę̄.kǝ (Q162p Tongeren),
kraken:
krǭ.kǝ (Q162p Tongeren),
pletteren:
plɛtǝrǝ (Q162p Tongeren)
|
Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251]
II-3
|
24475 |
brem |
brem:
[Sarothamus scoparius]
brêm (Q162p Tongeren)
|
brem
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
breŋa (Q162p Tongeren),
breŋə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
brengen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretelle (Q162p Tongeren),
brəteͅlə (Q162p Tongeren),
brətɛlə (Q162p Tongeren),
pərtɛlə (Q162p Tongeren),
Et. Fr. bretelles.
brêtël (Q162p Tongeren)
|
bretel || bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|