id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22099 | de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen | pakken?: fakken (Tongeren) | de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
19681 | de was bleken | bleken: blèikë (Tongeren) | bleken III-2-1 |
19440 | de was mangelen | mangelen: maŋələ (Tongeren, ... ) | mangelen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1 |
34344 | de zeug naar de beer brengen | drijven: drái̯.vǝ (Tongeren) | De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12 |
28993 | de zoom afspelden | afspengelen: ǭfspeŋǝlǝ (Tongeren) | De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7 |
28992 | de zoom aftekenen | rondmaken: rontmǭkǝ (Tongeren) | Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b] II-7 |
20808 | deeg | deeg: deig (Tongeren), dèig (Tongeren) | deeg || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3 |
25551 | deegkrabber | coupe-pâte: kupāt (Tongeren) | Werktuig waarmee het deeg wordt losgestoken. Het gaat hier om een gereedschap dat de vorm kan hebben van een plamuurmes met vierhoekig, driehoekig, half-rond blad), een krabber of hak met half-rond blad en een schopje met een blad van uiteenlopende vorm. Volgens de informant van K 314 heeft het "krommes" ongeveer de vorm van een sikkel. Vaak is de steel van de schop van ijzer. De handgreep van het plamuurmesmodel is vaak van hout of van omgebogen metalen plaat. Vergelijk voor de woordtypen het lemma ''deegmes''. Zie afb. 18. [N 29, 21b; N 29, 21c; OB 2, 2f; monogr.] II-1 |
19030 | deftig | deftig: dêftig (Tongeren) | deftig III-1-4 |
34060 | dekbare vaars | jaarling: jørleŋ (Tongeren) | Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11 |