e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dominicaan dominicaan: nə dommənikaon (Tongeren), preekheer: ne preekheer (Tongeren, ... ) Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)] III-3-3
domino domino: dómënó, dômënó (Tongeren) 1. Dominospel; 2. Dominoblokje. III-3-2
domme man stommerik: sjtómmërik (Tongeren), stómmërik (Tongeren) stommerik, domkop III-1-4
domme vrouw trut: troe’t (Tongeren), trüt (Tongeren) onnozele, domme vrouw III-1-4
dompelen in het water steken: en ⁄t woiter stêke (Tongeren, ... ), èn t woiter stêke (Tongeren) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: dóndërbéskë (Tongeren, ... ) donderbeestje || donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donderen donderen: dondərə (Tongeren), donnere (Tongeren, ... ), donərə (Tongeren), dóndërë (Tongeren) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] || donderen, onweren III-4-4
donderslag donderslag: (z.o.o. sjȉt)  dóndërslôog (Tongeren) donderslag III-4-4
donderwolk dondertorens: donnərtejøn (Tongeren), dóndërtyùn (Tongeren) donderwolk || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dondər (Tongeren), donner (Tongeren, ... ), donər (Tongeren), (z.o. hoemmël)  dóndër (Tongeren) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donder, onweer III-4-4