24477 |
doorn, stekel |
doorn:
duò’n (Q162p Tongeren),
dyùn (Q162p Tongeren),
doorn (mv.):
dy:ən (Q162p Tongeren)
|
doorn || doornen [RND]
III-4-3
|
24503 |
doornappel |
doornappel:
[Datura stramonium]
duò’nappël (Q162p Tongeren)
|
doornappel
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
kroon:
de kroon (Q162p Tongeren)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26348 |
doorslaan |
marken nemen:
markǝ nēmǝ (Q162p Tongeren)
|
Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6]
II-7
|
30461 |
doorslag, drevel |
doorslag:
dø ̞rslǭx (Q162p Tongeren),
dopper:
dø ̞pǝr (Q162p Tongeren)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. Zie ook afb. 94. Werken met de doorslag werd in Tongeren (Q 162) doppen (dø ̞pǝ) genoemd. Zie ook het gelijknamige lemma in Wld II.9, pag. 160. Het materiaal dat hieronder is opgenomen vormt een aanvulling daarop en is uitsluitend afkomstig uit monografische bronnen. [monogr.]
II-12
|
20398 |
dopeling |
doopkind:
duipkénd (Q162p Tongeren),
et dùipkénd (Q162p Tongeren)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
duipe (Q162p Tongeren),
dô:pə (Q162p Tongeren),
dö.ypə (Q162p Tongeren),
dø:pə (Q162p Tongeren),
dùipe (Q162p Tongeren),
e ként duipe (Q162p Tongeren),
kerst doen:
e ként kjëste dun (Q162p Tongeren),
[sic]
kji.stə dyn (Q162p Tongeren),
soppen:
sopə (Q162p Tongeren),
soͅpə (Q162p Tongeren),
weken:
weken van brood in de koffie
wēͅiəkə (Q162p Tongeren)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
21311 |
dorp |
dorp:
də būrə hōͅ vai̯vøz en"gə ky(3)̄ en tweͅləf šiøͅp før ət dø.rp chəbrāch, daj wouwəzə vərko[u}wp (Q162p Tongeren),
də būrə hōͅtə va[i}f osa en n"gə ky(3)̄ en tweͅləf šwøp vør ət dørp gəbrāch, daøi} woͅ[u}lə zə və (Q162p Tongeren)
|
De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
zul:
zø ̞l (Q162p Tongeren)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21765 |
dorpsgenoot |
dorpgenoot:
òs dùrpgënoote (Q162p Tongeren),
mensen van hier:
de mensen van hier
dë minsë van hāj (Q162p Tongeren)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die in hetzelfde dorp wonen als u? [dorpsgenoot] [N 102 (1998)]
III-3-1
|