e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongerlo

Overzicht

Gevonden: 1006
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paren van de duiven paren: pā.rə (Tongerlo) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf nuchter kalf: nēxtǝrǝ [kalf] (Tongerlo) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
peilmerk nagel: nāgǝl (Tongerlo), peil: pęjl (Tongerlo) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
penis van de stier schacht: šaxt (Tongerlo) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid reutsel: rē̜tsǝl (Tongerlo) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
peterselie peterselie: peterselie (Tongerlo), pētərsē.li (Tongerlo), pītərsili (Tongerlo) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] I-7
peul, dop (znw) schaal: šāl (Tongerlo) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: ū.dō.n (Tongerlo) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulerwten met schaal: meͅtšā.l (Tongerlo) [Goossens 1b (1960)] I-7
pikbinder binder: bęi̯njǝr (Tongerlo), pikbinder: pek˱bęi̯njǝr (Tongerlo), zelfbinder: zɛ.lǝf˱bęi̯njǝr (Tongerlo) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4