e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekwissen bindwissen: bentjwesǝ (Tungelroy), dekwissen: dękwesǝ (Tungelroy), tenen: tēnǝ (Tungelroy), wissen: wesǝ (Tungelroy  [(van berken en wilgen)]  ) Taaie twijgjes waarmee de garden aan de panlatten of deklatten van het huis worden vastgebonden. [N F, 6; monogr.] II-9
dempig dempig: dɛ.mpex (Tungelroy), longscheutig: loŋšø̄tex (Tungelroy) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: den (Tungelroy), WLD  den (Tungelroy), green: grein (Tungelroy), grove den: WLD  groof den (Tungelroy) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || den || grenenboom, grove den III-4-3
denken denken: dinke (Tungelroy), dînke (Tungelroy, ... ), menen: meine (Tungelroy) denken || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] || menen, denken III-1-4
dennenappel dennenknop: denneknop (Tungelroy), knop: WLD  knŏp (Tungelroy) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel III-4-3
dennenhars wierook: wierauk (Tungelroy) dennehars III-4-3
dennennaalden dennenspelden: dennespel (Tungelroy) dennenaald III-4-3
dennentakje met een harsknopje wierook: WLD  wièrook (Tungelroy), wierookknobbel: WLD  wièrook(knobbel) (Tungelroy) Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel pielwortel: pielwortel (Tungelroy), (= pijl).  pielwortel (Tungelroy), poest: WLD  pōēst (Tungelroy), stronk: WLD  strōōnk (Tungelroy) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3
desemen desemen: deiseme (Tungelroy, ... ), mengen: minge (Tungelroy) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] || roggemeel vermengen met zuurdesem III-2-3