e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijfwiel spoelrad: spōlrāt (Tungelroy) Het grote ronddraaiende deel of wiel van het spinnewiel dat wordt aangedreven door middel van de trede en koppelstang en dat door middel van snaar en trendel zorgt voor het draaien van de vleugel en de klos. [N 34, B6] II-7
drijfzand drijfzand: driefzandj (Tungelroy, ... ) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drijven bijkloppen: bīklǫpǝ (Tungelroy), drijven: drīvǝ (Tungelroy, ... ) Een dak met riet dekken. Voor bedekking met riet worden de regels of sparren van het dak op een onderlinge afstand van 45 √† 55 cm geplaatst. Daarop worden panlatten aangebracht op afstanden van ongeveer 28 cm. Op deze latten wordt eerst een dunne spreilaag ter dikte van 5 cm met dunne dekgaarden en wilgen stroppen bevestigd; daarna wordt het dekriet in lagen van 6 cm dikte opgebracht en op dezelfde wijze aan de panlatten verbonden. De lagen schuiven telkens de afstand van twee panlatten naar boven op en men brengt er zoveel lagen op, totdat een dikte van circa 26 cm is verkregen. Vervolgens wordt het dak afgeschoren, waardoor alle uiteinden van het riet in een plat vlak komen. De nok wordt gewoonlijk met rietvorsten, een soort van brede, gebakken dakpannen, afgedekt, nadat vooraf in de top een rondhout of beslagen hout is gelegd, waarlangs men aan weerszijden de specie spreidt waarin de rietvorsten komen te liggen (Zwiers II, pag. 279). [N F, 45a] || Het werken met de stootklos. [N F, 27] II-9
drinken drinken: drinke (Tungelroy), drīnke (Tungelroy), lessen: lésse (Tungelroy) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug leppen: lɛpǝ (Tungelroy), zuiken: zūkǝ (Tungelroy) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glaas (Tungelroy), glā.s (Tungelroy), glāās (Tungelroy) drinkglas || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1
drinkglas met voet kapper: kapper (Tungelroy, ... ), roemer: rōmər (Tungelroy), ryəmər (Tungelroy) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || roemer, wijnglas III-2-1
drinkkuil in de wei drinkgat: drēŋkgāt (Tungelroy), drinkkuil: dreŋkkūl (Tungelroy), kuil: kūl (Tungelroy) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem dras: dras (Tungelroy, ... ) drab, ook grondstof om lemen vloer te maken (mengsel van water, leem, gruis en kalk) || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge plekken in moeras bult: bø̜̄ljtj (Tungelroy), horst: hǫrst (Tungelroy) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8