e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekookte hersens harren: Syst. WBD  horre (Tungelroy) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekraagde roodstaart blauwmakertje: legt blauwe eitjes zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart  blauwmèèkerke (Tungelroy), roodstaart: rōēdstert (Tungelroy), roodstaartje: rôêtstèrtje (Tungelroy) gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar krulhaar: krolhaor (Tungelroy), kròl-haor (Tungelroy) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld centen: cente (Tungelroy), geld: geldj (Tungelroy, ... ), spanen: spoan (Tungelroy) Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
gelderse roos balroos: bâlroeës (Tungelroy, ... ), klijsterbeer: klisterbeer (Tungelroy), -  klisterbeer (Tungelroy), sneeuwbal: snīēbal (Tungelroy) gelderse roos || Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)] || sneeuwbal III-4-3
gele ganzebloem alverdrijf: allefendrief (Tungelroy), alǝfǝndrīf (Tungelroy), allefendrief: sic. HB  allefendrief (Tungelroy), gansbloem: gǭsblōm (Tungelroy), -  goasbloom (Tungelroy), goudbloem: goudbloom (Tungelroy) Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] || gele ganzebloem [DC 60a (1985)] || Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)] || gele ganzenbloem I-5, III-4-3
gele kwikstaart gele kwikstaart: gèle kwikstert (Tungelroy), kwikstaart: kwikstert (Tungelroy) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Tungelroy), pineboontjes: pinǝbȳnkǝs (Tungelroy) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele morgenster morgenster: -  murge ster (Tungelroy) gele morgenster [DC 60a (1985)] III-4-3
gele narcis paasbloem: Paosbloom (Tungelroy), poâsbloom (Tungelroy), -  poasbloom (Tungelroy, ... ), poâsbloom (Tungelroy) Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || narcis [DC 60a (1985)] || wilde narcis [DC 60a (1985)] III-4-3