e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hals hals: hâls (Tungelroy) hals III-1-1
halssnoer ketting: ketting (Tungelroy), kétting (Tungelroy), kraal: kral (Tungelroy), snoer: snoor (Tungelroy), snoôr (Tungelroy) aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] || kraal || snoer, halsketting III-1-3
halster capuchon: kapǝsūn (Tungelroy), halfter: hɛlxtǝr (Tungelroy), halster: hɛlstǝr (Tungelroy), hoofdsel: hytsǝl (Tungelroy), hø̜tsǝl (Tungelroy), hoofdstel: hø̜tsǝl (Tungelroy), stalband: stālbānt (Tungelroy) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank halve frank: ne halve frang (Tungelroy, ... ) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve gulden halve gulden: halve gèùldje (Tungelroy) halve gulden, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: ierste kwarteer (Tungelroy), opkomende maan: opkoomendje maon (Tungelroy), wassende maan: wassendje (Tungelroy) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier afgaande maan: aafgaondje maon (Tungelroy), aafgoandje (Tungelroy), laatste kwartier: léste kwarteer (Tungelroy) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve steen halve steen: halǝvǝ stęjn (Tungelroy), kop: kǫp (Tungelroy) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
halve stuiver soes: Van Dale: sou (<Fr.), stuiver.  ein zoes (Tungelroy), sōēs (Tungelroy) halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)] III-3-1
halve zondag halve zondag: halve zoondig (Tungelroy) Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)] III-3-3