18340 |
leren beenkap |
beenkap:
beinkappe (L318b Tungelroy),
gamasche:
kelmazze (L318b Tungelroy),
kemasje (L318b Tungelroy),
Zeldz. k`lmás.
kemas (L318b Tungelroy)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] || slobkous, leren beenkap
III-1-3
|
18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
leren muts:
léére möts (L318b Tungelroy),
motormuts:
motormöts (L318b Tungelroy)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
tas:
tas (L318b Tungelroy)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
lenenstoel:
lēͅnəstōl (L318b Tungelroy),
leunenstoel:
lönestool (L318b Tungelroy),
zetel:
zetel (L318b Tungelroy),
zorg:
zörg (L318b Tungelroy)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leunstoel, luie stoel
III-2-1
|
21341 |
leurder |
handelaar:
handjelier (L318b Tungelroy),
misprijzend:
misprijzend (L318b Tungelroy),
schooier:
sjoejer (L318b Tungelroy),
voddenkramer:
voddekrieëmer (L318b Tungelroy)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20188 |
leven (zn) |
leven:
ae = è
laeve (L318b Tungelroy)
|
leven
III-2-2
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
lééve (L318b Tungelroy),
t laeve (L318b Tungelroy)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lèèver (L318b Tungelroy),
lééver (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
lē̜vǝr (L318b Tungelroy)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
I-11, III-1-1
|
34418 |
leverbotziekte, distomatose |
leverbot:
lē̜vǝrbot (L318b Tungelroy)
|
Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b]
I-12
|