e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijkwagen lijkwagen: liekwaage (Tungelroy) de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] III-2-2
lijkweg kerkweg: kerkweg (Tungelroy) Benaming voor de speciale weg die naar de begraafplaats leidde? [VC 30 (1964)] III-2-2
lijmknecht, sergeant lijmklem: limklɛm (Tungelroy), sergeant: sǝržánt (Tungelroy) Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.] II-12
lijn waar het spel begint schraam: sjrieëm (Tungelroy), sjroâm (Tungelroy), schreef: sjreef (Tungelroy, ... ), streep: streep (Tungelroy) De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)] || Kras, streep, schreef. || Streep, krijtstreep, schreef. III-3-2
lijnogen leiogen: ęi̯ǫu̯gǝ (Tungelroy) Boven aan de voorploeg van bepaalde karploeg-typen bevindt zich een lat, waarvan de uiteinden zijn voorzien van of eindigen in een ring of schroefvormige krul, waar men de ploeglijn doorheen haalt. Deze "ogen" houden de dubbele ploeglijn gescheiden en voorkomen, dat ze bij het keren onder in de voorploeg verward zou raken of met de grond in aanraking zou komen. Bij een ander (wentel)ploegtype fungeert de brede beugelvormige handgreep van de dieptehefboom als leidselhouder. [N 11, 31.II.j; N 11A, 97j + 98b] I-1
lijsterbes fluitenhout: -  fluitehout (Tungelroy), krallenbeer: krallebeer (Tungelroy), krallenhout: -  krallehout (Tungelroy), lijsterbes: -  liesterbes (Tungelroy) lijsterbes || lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)] III-4-3
likken aflekken: aaflekke (Tungelroy), lekken: lekke (Tungelroy, ... ) likken || likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
limburgse kaas stinkkaas: stinkkies (Tungelroy), Syst. WBD  stînkkīēs (Tungelroy) Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)] III-2-3
limburgse klei leem: lęi̯m (Tungelroy) Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33] I-8
limonade limonade: limmenaad (Tungelroy), limmenaat (Tungelroy) limonade || limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] III-2-3