e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loon loon: lōēn (Tungelroy, ... ) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loonbakken bakken: bakǝ (Tungelroy), metbakken: metbakǝ (Tungelroy) Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98] II-1
loops loops: løͅi̯ps (Tungelroy), lopig: luipig (Tungelroy), løͅi̯pex (Tungelroy) loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: loot (Tungelroy), scheut: sjeût (Tungelroy, ... ), WLD  sjeut (Tungelroy), waterscheut: waatersjeût (Tungelroy) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot || scheut, loot || wilde loot (roos) III-4-3
lopen lopen: loupe (Tungelroy) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
lopen, gezegd van eenden lopen: lou̯pǝ (Tungelroy), waggelen: wagǝlǝ (Tungelroy) [N 70, 2; monogr.] I-12
loper loper: lø̜jpǝr (Tungelroy), løͅi̯pər (Tungelroy, ... ), lǫwpǝr (Tungelroy) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] || loper II-3, III-2-1
lork lork: WLD  lerk (Tungelroy) De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] III-4-3
losse linnen halsboord boordje: beurtje (Tungelroy) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: mansjette (Tungelroy), mensjette (Tungelroy) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3