21686 |
loon |
loon:
lōēn (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25604 |
loonbakken |
bakken:
bakǝ (L318b Tungelroy),
metbakken:
metbakǝ (L318b Tungelroy)
|
Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98]
II-1
|
20132 |
loops |
loops:
løͅi̯ps (L318b Tungelroy),
lopig:
luipig (L318b Tungelroy),
løͅi̯pex (L318b Tungelroy)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
loot (L318b Tungelroy),
scheut:
sjeût (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
WLD
sjeut (L318b Tungelroy),
waterscheut:
waatersjeût (L318b Tungelroy)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot || scheut, loot || wilde loot (roos)
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L318b Tungelroy)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34545 |
lopen, gezegd van eenden |
lopen:
lou̯pǝ (L318b Tungelroy),
waggelen:
wagǝlǝ (L318b Tungelroy)
|
[N 70, 2; monogr.]
I-12
|
19500 |
loper |
loper:
lø̜jpǝr (L318b Tungelroy),
løͅi̯pər (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
lǫwpǝr (L318b Tungelroy)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] || loper
II-3, III-2-1
|
24674 |
lork |
lork:
WLD
lerk (L318b Tungelroy)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18697 |
losse linnen halsboord |
boordje:
beurtje (L318b Tungelroy)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
mansjette (L318b Tungelroy),
mensjette (L318b Tungelroy)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|