24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
nést (L318b Tungelroy),
WLD
nest (L318b Tungelroy),
worp:
WLD
worp (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24216 |
nestelen |
bochten:
boochte (L318b Tungelroy),
timmeren:
tummere (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] || nestelen, nest bouwen
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
uitvliegen:
oetvlege (L318b Tungelroy),
vlug:
vlögk (L318b Tungelroy),
vlök (L318b Tungelroy)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] || uitvliegerig
III-4-1
|
25595 |
netvloeistof |
bier:
bier (L318b Tungelroy),
melk:
melk (L318b Tungelroy),
suikerei:
sokǝrē̜j (L318b Tungelroy),
water:
water (L318b Tungelroy)
|
Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
17608 |
neus |
neus:
naas (L318b Tungelroy)
|
neus
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
snotterneus:
snoternaas (L318b Tungelroy),
snuit:
snōēt (L318b Tungelroy)
|
neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
naas:
naas (L318b Tungelroy),
tip:
tup (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neusgaten:
naasgate (L318b Tungelroy),
naasgater (L318b Tungelroy)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (L318b Tungelroy),
scheer:
šīr (L318b Tungelroy)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nāsrēm (L318b Tungelroy)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|