e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bergmolen stenen bergmolen: stęjnǝ bęrǝxmø̄lǝ (Tungelroy) Een bovenkruier die op en voor een gedeelte in een kunstmatige heuvel is gebouwd. Zie ook afb. 8. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32d; Sche 5; monogr.] II-3
bergtop kop: kop (Tungelroy), top: tŏp (Tungelroy) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4
bericht bericht: bericht (Tungelroy), tijding: tiejing (Tungelroy), tiejung (Tungelroy) een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)] III-3-1
berk berk: berrek (Tungelroy) berk III-4-3
berkenbezem berkenbezem: birkebeesem (Tungelroy), bremmenbezem: (van brem)  brummebeesem (Tungelroy), rijzerbezem: riesder besum (Tungelroy), snaaienbezem: snaaje beesem (Tungelroy) bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)] III-2-1
beroerte beroerte: beroerte (Tungelroy), beslag: `t beslaag (Tungelroy), beslaag (Tungelroy, ... ) beroerte || Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)] || Een plotselinge stoornis in de bloedsomloop, in de hersenen waarbij spraakstoornissen en verlammingsverschijnselen kunnen optreden? [DC 60 (1985)] III-1-2
berrie berries: børis (Tungelroy), boom: bǫu̯m (Tungelroy), karboom: kęrbǫu̯m (Tungelroy) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13
beschermstenen of -palen schampers: šempǝrs (Tungelroy), schampstenen: šampstɛi̯n (Tungelroy) Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f] I-6
beschimmeld beschimmeld: besjummeldj (Tungelroy), met haar op: oetgeslage  met haor op (Tungelroy), uitgeslagen: met haar op  oetgeslage (Tungelroy) beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3
beschimmelen bederven: bederreve (Tungelroy), beschimmelen: besjömmele (Tungelroy), schimmelen: sjummele (Tungelroy), sjömmele (Tungelroy) bederven || beschimmelen || Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)] || schimmelen III-2-3