e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pilaar pilaar: pelaer (Tungelroy) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees bijmusje: biemöske (Tungelroy), pimpelmees: pimpelmîês (Tungelroy), pimpelmus: pimpelmös (Tungelroy) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pimpernel pimpernel: -  pimpernel (Tungelroy) pimpernel [DC 60a (1985)] III-4-3
pinhamer penhamer: pɛnhāmǝr (Tungelroy) In het algemeen een hamer waarvan de kop aan één kant of aan twee kanten in een punt eindigt. Zie ook afb. 153. De hamer wordt gebruikt om metaal tot een rand of boord uit te slaan en, volgens de invuller uit L 321, bij het vervaardigen van dekseltjes en ellebogen voor de kachelpijpen van stoofkachels. Zie voor het tweede lid van het woordtype pinzet (Q 116) ook RhWb viii, kol. 92 s.v. ɛsetzenɛ, ...durch Hämmern den Geräten die gewünschte Form geben, sie krumm biegen, in der Sprache der Schmiede".' [N 33, 58; N 33, 59; N 33, 66; N 33, 67; N 33, 68; N 64, 39i-j; N 66, 6i-j; N 66, 6l; monogr.] II-11
pink pink: peŋk (Tungelroy), pink (Tungelroy), pīnk (Tungelroy) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] I-11, III-1-1
pinksterbloem koebloem: kublom (Tungelroy), pinksterbloem: peŋkstǝrblōm (Tungelroy), pinksterbloom (Tungelroy), pînksterbloom (Tungelroy), waterbloem: watǝrblōm (Tungelroy) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem I-5, III-4-3
pinksteren pinksten: pinkste (Tungelroy), pinksteren: pinkstere (Tungelroy) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pioen broedroos: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  broedroeəs (Tungelroy), bruidroos: Volgens ik heb kunnen nagaan is de naam .....(bruidrozen)  broedroëezen (Tungelroy), bruidsroos: broêdsroeës (Tungelroy), -  broêdsroeës (Tungelroy, ... ) [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed steenmot: WLD  steinmot (Tungelroy), steenvarken: steinverke (Tungelroy), wild varken: WLD  wilj verke (Tungelroy), wild varkentje: wilj verrekskes (mv.) (Tungelroy) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kèèr (Tungelroy), steen: stein (Tungelroy), WLD  stein (Tungelroy) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern, grote vruchtenpit || pit,,kleine vruchtenpit I-7