e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
processie door het veld bedeweg: baejweeg (Tungelroy) Een processie door het veld, bedeweg, bidweg. [N 96C (1989)] III-3-3
processiestrooisel strooisel: strouwsel (Tungelroy), struisel (Tungelroy) Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3
processievaantjes vaantjes: vaenkes (Tungelroy) De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3
proeven proeven: preuve (Tungelroy, ... ) proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profeet profeet: prefieët (Tungelroy), profieët (Tungelroy) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profielbalken ijzeren balken: īzǝrǝ bɛlǝk (Tungelroy), poutrelles: pǝtrels (Tungelroy), u-balken: ȳbɛlǝk (Tungelroy) IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.] II-9
profielen profielen: profilǝ (Tungelroy) Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.] II-9
profiteren profiteren: frofitere (Tungelroy), profitere (Tungelroy) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
pronken pronken: pronke (Tungelroy), prōnke (Tungelroy), zich laten kijken: zich laote kīēke (Tungelroy) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] III-1-3
pronkveer op een hoed veer: vair (Tungelroy), véér (Tungelroy) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3