e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slepen slepen: sleipe (Tungelroy, ... ), slęi̯pǝ (Tungelroy) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] I-2, III-1-2
slepende muur naar binnen gaan: nǭ benǝ gǭn (Tungelroy), naar binnen lopen: nǭ benǝ lǫwpǝ (Tungelroy) Muur die naar binnen terugwijkt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood sleept' ('ǝt lwǫat šlęp'). [N 31, 11b; monogr.] II-9
sleutel sleutel: sleutel (Tungelroy, ... ), slø&#x0304təl (Tungelroy) Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)] || sleutel III-2-1
sleutelbloem koekbloemetje: cf Heukels; eerder kook-/keuken-?  kookbleumke (Tungelroy), koekenbloem: -  kokebloom (Tungelroy), primula: -  primula (Tungelroy) primula || sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos sleutelbos: sleutelbos (Tungelroy) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slib, rivierbodem schlamm (du.): slam (Tungelroy), slib: slib (Tungelroy, ... ) slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)] III-4-4
sliepuit sliepuit: sliep oet (Tungelroy, ... ), sliepoet (Tungelroy) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkplaat: slīkplāt (Tungelroy) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slijm groene, een -: ne greune (Tungelroy, ... ), slijm: sliem (Tungelroy, ... ), sliêm (Tungelroy) slijm || Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)] III-1-2
slijm bij de nageboorte slover: slǭfǝr (Tungelroy) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11