e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slot slot: slōt (Tungelroy  [(meervoud: slø̄j)]  ) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluier voiletje (<fr.): vuulke (Tungelroy) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar recht haar: rechte haor (Tungelroy) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren doezelen: doezele (Tungelroy), dutselen: dótzele (Tungelroy), knikken: knikke (Tungelroy) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen sluipen: sluupe (Tungelroy), Ook: sloepe.  sluupe (Tungelroy) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: sloes (Tungelroy), slōēs (Tungelroy) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluiswachter: sloeswachter (Tungelroy), slōēswachter (Tungelroy) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) toe slaan: toesloan (Tungelroy), vast sluiten: (vast)sloeze (Tungelroy) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitklep dienblaadje: deenbléédje (Tungelroy), klep: klep (Tungelroy), lok: loêk (Tungelroy) klep [v.e. broek] || klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitpin onder aan een poortvleugel schoude: šǭi̯ (Tungelroy) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6