e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sober eenvoudig: einvoudig (Tungelroy), sober: sober (Tungelroy, ... ) afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)] III-1-4
soda soda: deze is hier wel bekend in korrel of blokjes maar niet in poedervorm  zoͅu̯da (Tungelroy) de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)] III-2-1
soep sop: sop (Tungelroy, ... ), Syst. WBD  sòp (Tungelroy) soep || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soepketel, waterketel koperen waterketel: (ook om soep te koken, van binnen getind)  koperen waterketel (Tungelroy), marmiet: murmiet (Tungelroy), Hiermee werd of wordt nog bedoeld \'n grote koperen ketel die meestal werd gebruikt voor \'t koken van soep. (Ik kan mij nog herinneren dat wij thuis met kermis (± 1930) bij de buren altijd de marmiet gingen lenen, omdat onze ketels te klein waren).  marmiet (Tungelroy), soepketel: sopketel (Tungelroy), soͅpkētəl (Tungelroy) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ketel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || soeppan III-2-1
soepterrine soepterrine: soepterrien (Tungelroy), soptrien (Tungelroy), soͅptrin (Tungelroy) soepterrien || soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees soepenvlees: soppevleis (Tungelroy), soepvlees: sopvleis (Tungelroy), sopvleīs (Tungelroy) soepvlees || soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: ig loup altied op mien zök as ig aan hoes bin. Mien vrouw striktj der altied noew veut aan (Tungelroy), zok (Tungelroy, ... ), zòk (Tungelroy), strump: strûmp (Tungelroy) Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || sok || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)] || wollen sok III-1-3
sokophouder rokophouder: rokophaojer (Tungelroy), sokkenhouder: zokkehojers (Tungelroy) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
soldaten soldaten: soldaote (Tungelroy), suldaote (Tungelroy) algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] III-3-1
soldatenkerkhof soldatenkerkhof: seldoatekerkhof (Tungelroy) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3