e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitsmuis scheermuis: sjèèrmoês (Tungelroy), spitsmuis: spitsmoes (Tungelroy), WLD  spitsmoes (Tungelroy), veldmuis: veldjmoes (Tungelroy) Hoe noemt u het insektenetend diertje, veel op een muis lijkend, met spitse kop, dunne poten en een vrij lange staart (spitsmuis, dol, aardbol) [N 83 (1981)] || spitsmuis III-4-2
spitten omdoen: omdōn (Tungelroy), omspaden: om[spaden] (Tungelroy), spaden: spāi̯ǝ (Tungelroy) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtkool eeuwig moes: WLD  īēwig moos (Tungelroy), paddenblad: peddeblaajer (Tungelroy) [N 82 (1981)] I-7
splitsing van de stam gaffel: WLD  gaffel (Tungelroy), kloof: kloof (Tungelroy) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] || kloof, vork waar stam zich vertakt III-4-3
sponningschaaf rabatschaaf: rābatšāf (Tungelroy) De smalle schaaf die gebruikt wordt om sponningen te steken of te verdiepen. Zie ook afb. 39. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de sponningschaaf. Zo kan de breedte van de zool en beitel variëren en is er bij sommige modellen een breedte- en eventueel ook een dieptegeleider aangebracht. Zie ook het volgende lemma. De sponningschaaf zonder geleider wordt doorgaans boorschaaf genoemd. Hij wordt gebruikt om reeds geschaafde sponningen te vergroten of te verdiepen. [N 53, 63a-b; N 53, 64; N 53, 66; N G, 37a; monogr.] II-12
spons spons: spons (Tungelroy) spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] III-2-1
spoorweg route (fr.): route (Tungelroy), spoorrails (<eng.): spoorrails (Tungelroy) een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)] III-3-1
spoorwiel van de rosmolen spoorrad: spōrrāt (Tungelroy) Het kamrad aan de grote staande as van de rosmolen. Het spoorwiel drijft het rondsel aan dat op het staakijzer van de stenen is gemonteerd. [N D, 26] II-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝspø̄r (Tungelroy), hānǝspōrǝ (Tungelroy) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporkehout hondshout: honjshout (Tungelroy, ... ) vuilboom III-4-3