e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stam van de boom stam: stam (Tungelroy, ... ), WLD  stam (Tungelroy), stammetje: stemke (Tungelroy) boomstam || Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)] || stam III-4-3
stam van de knotwilg soets: soets (Tungelroy, ... ), WLD ook van andere bomen o.a. eik)  sōēts (Tungelroy) De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)] || de ± 2 m. hoge stam van de knotwilg [DC 13 (1945)] || knotwilgstam [DC 13 (1945)] III-4-3
stamboekkoe volbloed: vǫlblōt (Tungelroy) Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.] I-11
stamper stamp: stamp (Tungelroy), stemper: stɛmpǝr (Tungelroy) Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-9
stamppot potage: petaasie (Tungelroy), petasie (Tungelroy), Onder ~ verstaat men hier n stamppot bvb wortelen en aardappelen of boerenkool met aardappelen.  potaasje (Tungelroy), Syst. WBD  petasie (Tungelroy), Syst. WBD Stamppot  petasie (Tungelroy), stamp: stâmp (Tungelroy), stamppot: stampot (Tungelroy), stamppot (Tungelroy) puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || stamppot || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)] III-2-3
station statie (<lat.): statie (Tungelroy, ... ) de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)] III-3-1
steeg, steegje gats, gatsje: getske (Tungelroy, ... ), steeg, steegje: steegske (Tungelroy) een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1
steek steek: steek (Tungelroy) steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)] III-1-3
steek met drie hoeken drietip: [NB tip/top, vgl. WLD I.3, p. 36]  driejtup (Tungelroy) steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)] III-3-3
steekbeitel steekbeitel: stē̜k˱bęjtǝl (Tungelroy) Houtbeitel met een plat beitelblad dat aan de voorkant één schuingeslepen zijde heeft. De zijkanten van het blad zijn recht of afgeschuind. De steekbeitel wordt vooral gebruikt voor het met de hand afsteken van hout, bijvoorbeeld bij het maken van houtverbindingen. Zie ook afb. 64. [N E, 25b; N 53, 35a-b; N 53, 34a; A 14, 12a add.; A 32, 2 add.; monogr.] II-12