e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoof, voetenwarmer huiverpot: hū.vərpoͅt (Tungelroy), lolstoof: lōͅ.lstōf (Tungelroy) stoof || test in stoof, soms de stoof zelf III-2-1
stookgat van de oven ovengat: [oven]gāt (Tungelroy), ovenmuil: [oven]mūl (Tungelroy) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel bakhuis: [bakhuis] (Tungelroy), voergang: vōrgaŋk (Tungelroy), voerhuis: vōrhūs (Tungelroy) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stootklos stootblok: stūt˱blǫk (Tungelroy) Dik rond stuk hout, aan het einde schuin toelopend, waarmee riet of stro dat in de ronding van de pannen ligt, wordt bijgeklopt. [N F, 26] II-9
stootring as: as (Tungelroy), houteren as: hou̯tǝrǝ as (Tungelroy), karas: kęras (Tungelroy) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stootvoeg stootvoeg: stuǝt˲[voeg] (Tungelroy), stūt˲[voeg] (Tungelroy) Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.] II-9
stop stop: stop (Tungelroy, ... ) Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)] III-2-1
stop voor fles of kruik kruikenstop: krū.kəstoͅp (Tungelroy), stop: stoͅp (Tungelroy) afsluiting van gedroogde varkensblaas voor oliekruik || stop, kurk III-2-1
stop, tapkraan stop: stǫp (Tungelroy) De, volgens respondenten uit Horst (L 246), Broekhuizenvorst (L 0247), Venlo (L 271) en Beesel (L 300), van kurk vervaardigde stop, die ter afsluiting in het tapgat wordt geslagen. Wanneer het houten vat wordt aangeslagen, wordt de stop vervangen door een houten tapkraan. [A 36, 3d; monogr.] II-12
stop, zekering stop: stop (Tungelroy, ... ), zekering: zekering (Tungelroy) Voorwerp dat elektrische stroom onderbreekt zodra die te sterk wordt (stop, plon) [N 79 (1979)] III-2-1