e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuistslag op de rug duts: doets (Tungelroy) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
vuursteen vuursteen: veurstein (Tungelroy, ... ) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
vuurtang, sinteltang kolentang: kōlətaŋ (Tungelroy), tang: taŋ (Tungelroy) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurtje stoken vuurtje stoken: veûrke stooke (Tungelroy) Fikkie stoken. III-3-2
vuurvaste mortel vuurspecie: vø̄r[specie] (Tungelroy), vuurspijs: vø̄rspīs (Tungelroy), vuurvaste specie: vø̄rvastǝ spēsi (Tungelroy) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen vuurstenen: vø̄̄rstęjn (Tungelroy), vuurvaste stenen: vø̄̄rvastǝ stęjn (Tungelroy) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
vuurvaste tegels vuurtegels: vø̄rtēgǝls (Tungelroy) De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.] II-1
waaienx waaien: weie (Tungelroy), weije (Tungelroy), (weidje-geweidj).  weije (Tungelroy) waaien [N 22 (1963)] III-4-4
waaks waaks: waaks (Tungelroy) Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)] III-2-1
waarde van 30 stuiver daalder: daalder (Tungelroy) waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)] III-3-1