e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L318b plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwartepieten (kaartspel) pietjetrekken: pietjetrekke (Tungelroy) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
zwartkop grasmus: graasmös (Tungelroy), grasteut: graasteut (Tungelroy) zwartkop III-4-1
zwavelstok solferstekje: solverstekske (Tungelroy), zwegeltje: zweegelke (Tungelroy) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zwavelx zwavel: zwavel (Tungelroy) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep gesel: gęi̯sǝl (Tungelroy), karwats: kǝrwatš (Tungelroy), smik: smek (Tungelroy), zweep: zwēp (Tungelroy) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder gesel: gęi̯sǝl (Tungelroy), smik: smek (Tungelroy) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: zwèèr (Tungelroy), zwéér (Tungelroy), NB: roof = harde korst van een zweer.  zwaer (Tungelroy), zweren: zwē̜rǝ (Tungelroy) [N 8, 90b en 90t]zweer || Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)] I-9, III-1-2
zweet zweet: sweit (Tungelroy), zweit (Tungelroy, ... ) zweet [N 10 (1961)] III-1-2
zwemblaas blaas: blaos (Tungelroy) Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] III-4-2
zwemmen zwemmen: zwumme (Tungelroy) Zwemmen. III-3-2