30485 |
dekwissen |
bindwissen:
bentjwesǝ (L318b Tungelroy),
dekwissen:
dękwesǝ (L318b Tungelroy),
tenen:
tēnǝ (L318b Tungelroy),
wissen:
wesǝ (L318b Tungelroy
[(van berken en wilgen)]
)
|
Taaie twijgjes waarmee de garden aan de panlatten of deklatten van het huis worden vastgebonden. [N F, 6; monogr.]
II-9
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛ.mpex (L318b Tungelroy),
longscheutig:
loŋšø̄tex (L318b Tungelroy)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
24526 |
den |
den:
den (L318b Tungelroy),
WLD
den (L318b Tungelroy),
green:
grein (L318b Tungelroy),
grove den:
WLD
groof den (L318b Tungelroy)
|
De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || den || grenenboom, grove den
III-4-3
|
19048 |
denken |
denken:
dinke (L318b Tungelroy),
dînke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
menen:
meine (L318b Tungelroy)
|
denken || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] || menen, denken
III-1-4
|
24476 |
dennenappel |
dennenknop:
denneknop (L318b Tungelroy),
knop:
WLD
knŏp (L318b Tungelroy)
|
De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel
III-4-3
|
24559 |
dennenhars |
wierook:
wierauk (L318b Tungelroy)
|
dennehars
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
dennenspelden:
dennespel (L318b Tungelroy)
|
dennenaald
III-4-3
|
24566 |
dennentakje met een harsknopje |
wierook:
WLD
wièrook (L318b Tungelroy),
wierookknobbel:
WLD
wièrook(knobbel) (L318b Tungelroy)
|
Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
pielwortel:
pielwortel (L318b Tungelroy),
(= pijl).
pielwortel (L318b Tungelroy),
poest:
WLD
pōēst (L318b Tungelroy),
stronk:
WLD
strōōnk (L318b Tungelroy)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
20597 |
desemen |
desemen:
deiseme (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
mengen:
minge (L318b Tungelroy)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] || roggemeel vermengen met zuurdesem
III-2-3
|