22473 |
dobbelen |
dobbelen:
dobbele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Dobbelen. || Het kansspel waarbij met dobbelstenen geworpen wordt om daarvan winst of verlies te laten afhangen [dobbelen, teerlingen, bollen, smakken, possediezen, tritsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22382 |
dobbelsteen |
dobbelsteen:
dobbelstein (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Dobbelsteen. || Kleine kubus waarvan de zes vlakken respectievelijk met 1-6 "ogen"voorzien zijn [steen, dobbelsteen, teerling]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22415 |
dobber |
dobber:
dobber (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
stop:
stop (L318b Tungelroy)
|
De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)] || Dobber.
III-3-2
|
20332 |
dochter |
dochter:
dochter (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
dochter [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
dode:
doeëje (L318b Tungelroy),
dōēje (L318b Tungelroy),
lijk:
liek (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
liêk (L318b Tungelroy),
līēk (L318b Tungelroy)
|
dode || het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] || lijk
III-2-2
|
24726 |
dode tak |
stek:
WLD
stek (L318b Tungelroy)
|
Een dode tak (stek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25373 |
doden |
slachten:
slaxtǝn (L318b Tungelroy)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|
23388 |
dodenhuisje |
lijkenhuisje:
liekehuuske (L318b Tungelroy)
|
Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20441 |
dodenwake |
dodenwacht:
doejewacht (L318b Tungelroy)
|
de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (L318b Tungelroy)
|
Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|