18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkdaags kleed:
swerrekdjes kleid (L318b Tungelroy),
`s werkdaagse kleren:
⁄s werdjese kleier (L318b Tungelroy),
daagse kleren:
daagse kleijer (L318b Tungelroy),
werkeldaagse kleren:
werkeldaagse kleijer (L318b Tungelroy)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] || doordeweekse jurk
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
doordeweekse mis:
door de waekse mes (L318b Tungelroy)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
betten:
bette (L318b Tungelroy),
soppen:
soppe (L318b Tungelroy),
weken:
weike (L318b Tungelroy)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doôre (L318b Tungelroy),
doorn (mv.):
dör (L318b Tungelroy),
doornen:
daore (L318b Tungelroy),
stekel:
steekel (L318b Tungelroy)
|
doorn || doornen [DC 23 (1953)] || stekel ve plant
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
doornekroen (L318b Tungelroy)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20101 |
doornhaag |
doornenheg:
dø̄rǝhęq (L318b Tungelroy)
|
Haag van haagdoorns of andere doornstruiken. [A 25, 4a; R I, 46; Vld.; monogr.]
I-8
|
33167 |
doorschieter |
doorwasser:
dōrwasǝr (L318b Tungelroy)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
30461 |
doorslag, drevel |
doorslag:
dōrslāx (L318b Tungelroy),
drijver:
drīvǝr (L318b Tungelroy)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.]
II-9
|
20398 |
dopeling |
dopeling:
doupeling (L318b Tungelroy),
duipeling (L318b Tungelroy)
|
de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20848 |
dopen |
dopen:
duipe (L318b Tungelroy),
soppen:
soppe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Dopen. [N 96D (1989)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] || soppen, met stukjes brood in een pan met uitgebakken spek soppen
III-2-3, III-3-3
|