25479 |
droogzolder |
zolder:
zø̜ldǝr (L318b Tungelroy)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
20554 |
drop |
pek:
paek (L318b Tungelroy),
riem:
reem (L318b Tungelroy),
stroop:
stroep (L318b Tungelroy),
suikerpek:
sokerpaek (L318b Tungelroy),
sòkkerpaek (L318b Tungelroy)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] || een veter drop || laurierdrop
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
brouwsel:
brouwsel (L318b Tungelroy),
pekwater:
paekwater (L318b Tungelroy),
suikerpekwater:
sòkerpéékwater (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20619 |
dropwater maken |
schuimpje trekken:
sjuumke trèkke (L318b Tungelroy)
|
dat is spekkie naar mijn bekkie
III-2-3
|
24768 |
druifhyacint |
blauw druifje:
blouwdruufke (L318b Tungelroy),
-
blauwdruufkes (L318b Tungelroy),
blouwdruufke (L318b Tungelroy)
|
blauwe druifjes [DC 60a (1985)] || Druifhyacint (muscari). Bloempjes dicht opeen, bijna kogelvormig. De onderste knikkend, de bovenste zacht opstaand, deze laatste meestal zonder stamper of meeldraden. De bloemen zijn blauw met een witte rand of geheel wit. In bossen en weilanden (traantje [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
miezerig (weer):
miezerig (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
nat (weer):
naat (L318b Tungelroy),
(naater-naatst). Vb. hè ès van naat hout gemaaktj (hij is mismaakt, zit niet goed in elkaar
naat (L318b Tungelroy),
regenachtig (weer):
rengelechtig (L318b Tungelroy),
rèngelechtig (L318b Tungelroy),
réngelechtig (L318b Tungelroy),
vochtig (weer):
vochtig (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
waterkoud (weer):
waterkaod (L318b Tungelroy),
waterköd (L318b Tungelroy)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
rondrijderen:
rondriejere (L318b Tungelroy),
trippelen:
treepele (L318b Tungelroy),
B.v. lik neet zoe-e te treepele (= op en neer lopen).
treepele (L318b Tungelroy)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21817 |
druk praten |
wauwelen:
wouwele (L318b Tungelroy)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
drukken:
dröke (L318b Tungelroy),
duwen:
doewe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19230 |
drukte maken |
bohei (rh.) maken:
De Limburgse vormen met b en een tweeklank aan het eind sluiten m.i. het meest aan bij de vorm die ook in het Rijnland bekend is: Buhei. In het Rheinisches Wörterbuch deel I kol. 1106 vind je heleboel vormen onder dat trefwoord. Gezien ook de vormen in het WNT zou ik in dit geval voor een trefwoord kiezen dat wat dichter bij het Limburgse (en Rijnlandse) ligt: bohei.
behei maake (L318b Tungelroy),
omstand maken:
omstandj make (L318b Tungelroy)
|
drukte maken || drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|