23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
apistel (L318b Tungelroy)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
hevig:
hevig (L318b Tungelroy),
spannen:
spanne (L318b Tungelroy)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
ark:
arrek (L318b Tungelroy),
boog:
boog (L318b Tungelroy),
ereboog:
iereboog (L318b Tungelroy)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Ereboog (opgericht bij gouden bruiloften, priesterfeesten e.d.).
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
iereboog (L318b Tungelroy)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24775 |
ereprijs |
ereprijs:
-
ieerepries (L318b Tungelroy)
|
gewone ereprijs [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
33610 |
erf |
binnenplaats:
benəplāts (L318b Tungelroy),
hof:
hōf (L318b Tungelroy),
plaats:
plāts (L318b Tungelroy)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erf:
erve (L318b Tungelroy),
erfgenaam:
erfgenaam (L318b Tungelroy)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
erreges (L318b Tungelroy),
erres:
êrres (L318b Tungelroy)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
18837 |
ernstig |
menens:
meines (L318b Tungelroy),
meinus (L318b Tungelroy)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|