22432 |
feesten |
feesten:
fieste (L318b Tungelroy),
fieëste (L318b Tungelroy),
feestvieren:
fieëstveere (L318b Tungelroy),
vieren:
veere (L318b Tungelroy)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Feesten, feestvieren.
III-3-2
|
23615 |
feestpredicatie |
feestpreek:
fiespreek (L318b Tungelroy)
|
Een feestpredikatie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20106 |
ficus |
ficus:
fukus (L318b Tungelroy)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: ficus (rubberboom) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
21127 |
fiets |
fiets:
fiets (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietse (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
pof:
pof (L318b Tungelroy)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
29131 |
fijn spinnen |
fijn spinnen:
fīn spenǝ (L318b Tungelroy)
|
Het spinnen van fijn gesponnen draad. In de regel was dit één- of tweedraads dik. Volgens de informant van Q 98 werd onder ø̄fijn spinnenø̄ verstaan dat het fijne garen ook driedraads dik kon zijn en van de beste kwaliteit wol. [N 34, C1]
II-7
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fiene haagel (L318b Tungelroy),
stofhagel:
stoofhagel (L318b Tungelroy)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33227 |
fijne zeef, voor pootaardappelen |
peuterzeef:
pø̄tǝrzēf (L318b Tungelroy)
|
De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b]
I-5
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fin (L318b Tungelroy)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|