e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feesten feesten: fieste (Tungelroy), fieëste (Tungelroy), feestvieren: fieëstveere (Tungelroy), vieren: veere (Tungelroy) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Feesten, feestvieren. III-3-2
feestpredicatie feestpreek: fiespreek (Tungelroy) Een feestpredikatie. [N 96B (1989)] III-3-3
ficus ficus: fukus (Tungelroy) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: ficus (rubberboom) [N 73 (1975)] III-2-1
fiets fiets: fiets (Tungelroy, ... ) fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen fietsen: fietse (Tungelroy, ... ) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijn droog stof pof: pof (Tungelroy) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijn spinnen fijn spinnen: fīn spenǝ (Tungelroy) Het spinnen van fijn gesponnen draad. In de regel was dit één- of tweedraads dik. Volgens de informant van Q 98 werd onder ø̄fijn spinnenø̄ verstaan dat het fijne garen ook driedraads dik kon zijn en van de beste kwaliteit wol. [N 34, C1] II-7
fijne hagel fijne hagel: fiene haagel (Tungelroy), stofhagel: stoofhagel (Tungelroy) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijne zeef, voor pootaardappelen peuterzeef: pø̄tǝrzēf (Tungelroy) De tweede, en doorgaans middelste zeef, waardoor de kleinere aardappelen worden afgezonderd die als pootgoed worden gebruikt. [N 12, 34b] I-5
fijngebouwd fijn: fin (Tungelroy) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9