30037 |
gebluste kalk |
gebluste kalk:
gǝbløs˱djǝ kalǝk (L318b Tungelroy),
kalk:
kalǝk (L318b Tungelroy),
leskalk:
lęskalǝk (L318b Tungelroy),
poederkalk:
pujǝrkalǝk (L318b Tungelroy)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
20183 |
geboorte |
aanzet:
ānzęt (L318b Tungelroy),
aanzetplaats:
ānzętplāts (L318b Tungelroy)
|
De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.]
II-9
|
22513 |
geboortefeest |
kindjeskoffie:
kindjeskoffie (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
kraamkoffie:
kraomkoffie (L318b Tungelroy)
|
De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
net:
nɛt (L318b Tungelroy)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|
20182 |
geboren worden |
geboren:
gebore (L318b Tungelroy),
geboren werden:
geboore waere (L318b Tungelroy)
|
geboren worden || Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18335 |
gebreide kous |
strikhoos:
strikhoos (L318b Tungelroy),
strikhooze (L318b Tungelroy)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18620 |
gebreide wollen muts |
wollen muts:
wolle möts (L318b Tungelroy)
|
vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18144 |
gebrekkig |
gebrekkelijk:
gebrèèkelek (L318b Tungelroy)
|
gebrekkig
III-1-2
|
21320 |
gebrekkig spreken |
stamelen:
stamele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
stotteren:
stotere (L318b Tungelroy)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20048 |
gebroken hartjes |
gebroken hartjes:
-
gebroke hertjes (L318b Tungelroy),
lievevrouwehartjes:
leevevrouwehertjes (L318b Tungelroy),
-
leevevrouwehertjes (L318b Tungelroy),
onzelievevrouwhartjes:
oosleefvrouw hertjes (L318b Tungelroy)
|
Gebroken hartjes (dielytra (dicentra) spectabilis). Algemeen bekende sierplant uit China en Amerika. Behorend tot de familie der duivekervelachtigen. Het lijken dubbele bloemen van helmbloem (heilig hart, druipende hartjes, lieve-vrouwen-hartjes, schrob). [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)]
III-2-1
|