33448 |
gehalveerde poortvleugel |
halfdeur:
halǝf˱dø̄r (L318b Tungelroy)
|
Een poortvleugel die horizontaal in tweeën verdeeld is. Om niet telkens de hele poortvleugel te moeten openen is een van de poortvleugels vaak nog eens horizontaal verdeeld. De beide delen worden apart gesloten. Een dergelijke poortvleugel is vooral bij stallen in gebruik. Als het onderste deel gesloten is om aan vee de doorgang te beletten, kan het bovenste deel geopend zijn om licht en lucht binnen te laten. Zie ook het lemma "niet gehalveerde poortvleugel" (4.1.6). De varianten van het woordtype halfdeur kunnen ook als woordgroep worden gelezen: halve deur. Zie ook afbeelding 18.d en e bij het lemma "poort" (4.1.1) en de foto bij het lemma "horizontale draaibare sluitbalk van een poort" (4.1.16). [add. uit: N 4A, 37b, 37c, 42c en 42d]
I-6
|
34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
vacht:
vaxt (L318b Tungelroy)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
23728 |
geheimen van de rozenkrans |
geheimen:
geheime (L318b Tungelroy)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18964 |
geheimzinnig |
geheimzinnig:
geheimzinnig (L318b Tungelroy),
heimelijk:
heimelik (L318b Tungelroy)
|
een verborgen betekenis hebbend, in het geheim geschiedend [bekeinsd, geheimzin-nig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehemeltje (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
gehéémeldje (L318b Tungelroy)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] || Hoe noemt men de bovenkant van de mondholte? ( Nederl. gehemelte, verhemelte). [DC 30 (1958)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
geheuge (L318b Tungelroy),
memorie:
memorie (L318b Tungelroy)
|
het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18900 |
gehoorzaam |
gewillig:
gewillig (L318b Tungelroy),
metgaand:
metgaondj (L318b Tungelroy)
|
gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19263 |
gehoorzamen |
luisteren:
loestere (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
buitenij:
boeteniej (L318b Tungelroy),
gehucht:
gehucht (L318b Tungelroy),
uithoek:
oethook (L318b Tungelroy)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18882 |
gehuil, geschrei |
gebeuk:
gebêûk (L318b Tungelroy)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)]
III-1-4
|