20690 |
gekookte hersens |
harren:
Syst. WBD
horre (L318b Tungelroy)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24151 |
gekraagde roodstaart |
blauwmakertje:
legt blauwe eitjes zonder nadere specificatie ondergebracht bij Gekraagde Roodstaart
blauwmèèkerke (L318b Tungelroy),
roodstaart:
rōēdstert (L318b Tungelroy),
roodstaartje:
rôêtstèrtje (L318b Tungelroy)
|
gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krolhaor (L318b Tungelroy),
kròl-haor (L318b Tungelroy)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
centen:
cente (L318b Tungelroy),
geld:
geldj (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
spanen:
spoan (L318b Tungelroy)
|
Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24578 |
gelderse roos |
balroos:
bâlroeës (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
klijsterbeer:
klisterbeer (L318b Tungelroy),
-
klisterbeer (L318b Tungelroy),
sneeuwbal:
snīēbal (L318b Tungelroy)
|
gelderse roos || Gelderse roos (viburnum opulus). Tot 3 m hoge struik; de bladeren zijn enkelvoudig en 3- tot 5-lobbig, slap en grof getand; de bloemen staan in platte tuilen, die aan de rand groot, stervormig en onvruchtbaar zijn; de middelste zijn kleiner en vruchtbaar. [N 92 (1982)] || sneeuwbal
III-4-3
|
24809 |
gele ganzebloem |
alverdrijf:
allefendrief (L318b Tungelroy),
alǝfǝndrīf (L318b Tungelroy),
allefendrief: sic. HB
allefendrief (L318b Tungelroy),
gansbloem:
gǭsblōm (L318b Tungelroy),
-
goasbloom (L318b Tungelroy),
goudbloem:
goudbloom (L318b Tungelroy)
|
Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.] || gele ganzebloem [DC 60a (1985)] || Gele ganzebloem (chrysanthenum segetum 20 tot 60 cm groot. De stengel is kaal en blauwgroen gekleurd. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, ze zijn kaal en blauwgroen, de bovenste zijn vrijwel ongedeeld, getand en iets stengel omvattend, d [N 92 (1982)] || gele ganzenbloem
I-5, III-4-3
|
24152 |
gele kwikstaart |
gele kwikstaart:
gèle kwikstert (L318b Tungelroy),
kwikstaart:
kwikstert (L318b Tungelroy)
|
kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
ly`pinǝ (L318b Tungelroy),
pineboontjes:
pinǝbȳnkǝs (L318b Tungelroy)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24554 |
gele morgenster |
morgenster:
-
murge ster (L318b Tungelroy)
|
gele morgenster [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
24488 |
gele narcis |
paasbloem:
Paosbloom (L318b Tungelroy),
poâsbloom (L318b Tungelroy),
-
poasbloom (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
poâsbloom (L318b Tungelroy)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || narcis [DC 60a (1985)] || wilde narcis [DC 60a (1985)]
III-4-3
|