23644 |
altaarbel |
altaarbel:
altaarbel (L318b Tungelroy),
schel:
sjel (L318b Tungelroy)
|
De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23441 |
ampullen |
ampullen (<lat.):
ampulle (L318b Tungelroy),
kannetjes:
kenkes (L318b Tungelroy)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32786 |
andere eggen |
moren[eg]:
mūǝrǝ[eg] (L318b Tungelroy
[(driehoekig)]
)
|
Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.]
I-2
|
18659 |
andere nachtkleding |
engels hemd:
betekenis: soort overhemd voor mannen
ingels humme (L318b Tungelroy)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33260 |
andere oude klaversoorten |
hazeklee:
hāzǝ[klee] (L318b Tungelroy)
|
In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14]
I-5
|
20656 |
andijvie |
andijvie:
andivie (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u: andijvie (chichorum Endivia - fam. compositae), (andievie, kruisandijvie, krolandijvie) [N 71 (1975)]
I-7
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (L318b Tungelroy),
WLD
angel (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23449 |
angelustorentje |
kleine toren:
kleine tore (L318b Tungelroy)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
schrik:
sjrik (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
angst, schrik || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20854 |
anijs |
anijs:
aanies (L318b Tungelroy)
|
anijs
III-2-3
|