33621 |
anjelier |
anjer:
anjers (L318b Tungelroy),
genoffeltje:
snuffelkes (L318b Tungelroy)
|
[DC 17 (1949)]Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: dianthus (anjer) [N 73 (1975)]
I-7
|
19737 |
anjer |
jonkertjes:
junkerkes (L318b Tungelroy)
|
Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende tweejarige planten: cheirantus cheiri (muurbloem) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
genoffel:
snòffel (L318b Tungelroy),
anjelier
snòffel (L318b Tungelroy),
genoffeltje:
snuffelke (L318b Tungelroy),
-
snuffulkes (L318b Tungelroy),
anjelier (meer gangbaar dan snòffel)
snuffelke (L318b Tungelroy)
|
anjelier || tuinanjer [DC 17 (1949)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
aŋkǝr (L318b Tungelroy)
|
Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-9
|
25258 |
anker, maat van 1/4 aam (39 l.) |
anker:
anker (L318b Tungelroy)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 39 liter = 1/4 aam [anker, kannetje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33488 |
appel, overige soorten |
appel:
appel (L318b Tungelroy),
kookappel:
oude soort
kookappel (L318b Tungelroy),
smoutappel:
zoet, werd gebruikt bi het smelten van vet
smoâtappel (L318b Tungelroy),
streepappel:
oude soort
streepappel (L318b Tungelroy)
|
appel || appel, soort
I-7
|
20638 |
appelbol |
appelbol:
appelbol (L318b Tungelroy),
appelenbol:
Syst. WBD
appelebol (L318b Tungelroy),
ovenbol:
ovebol (L318b Tungelroy),
ovenkoek:
oovekook (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
oovekook (L318b Tungelroy)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] || fantasiebaksel van overgebleven deeg, met b.v. een peer of appel erin
III-2-3
|
33494 |
appelboom |
appelenboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelebuimke (L318b Tungelroy),
Vraag: appelboomjes
appelebuimke (L318b Tungelroy)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
appelenmoes:
appele moos (L318b Tungelroy),
appelemoos (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
appelemoos (L318b Tungelroy),
appelenprut:
appeleprut (L318b Tungelroy),
appelenpruts:
appelepruts (L318b Tungelroy),
appelmoes:
appelmoos (L318b Tungelroy),
Syst. WBD
appelmoos (L318b Tungelroy)
|
appelmoes || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
21119 |
appels van de boom schudden |
schuddelen:
WLD
sjödde(le) (L318b Tungelroy),
schudden:
WLD
sjödde (L318b Tungelroy)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|