18862 |
iets opkroppen |
opkroppen:
opkroppe (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21563 |
ijken |
ijken:
ijke (L318b Tungelroy)
|
gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17995 |
ijlen |
erneven kallen:
der naeve kalle (L318b Tungelroy),
dr néve kalle (L318b Tungelroy)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (L318b Tungelroy),
(iêske).
ī.s (L318b Tungelroy)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
22756 |
ijsbaan |
sleurbaan:
sleurbaan (L318b Tungelroy)
|
Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
17942 |
ijsberen |
rondtaperen:
roôndj taapere (L318b Tungelroy),
trippelen:
treepele (L318b Tungelroy)
|
ijsberen, ronddolen || lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23827 |
ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L318b Tungelroy)
|
12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20771 |
ijsje |
ijswafeltje:
iesweufelkes (L318b Tungelroy)
|
Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18639 |
ijsmuts |
ijsmuts:
iesmöts (L318b Tungelroy)
|
ijsmuts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25154 |
ijspegel |
ijspik:
īēspeeke (mv.) (L318b Tungelroy),
(iêspeêkske-iêspeêke).
iêspeek (L318b Tungelroy),
ijspin:
iespin (mv.) (L318b Tungelroy)
|
ijskegel, ijspegel || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|