e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsschots ijsklont: iêsklûntj (Tungelroy), ijsschol: (sjölke-sjolle).  (iês)sjol (Tungelroy) ijsklomp || ijsschots, ijsschol III-4-4
ijsvogel ijsvogeltje: iesveugelke (Tungelroy), iêsvögelke (Tungelroy) ijsvogel || ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijver ijver: iever (Tungelroy), īēver (Tungelroy) toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)] III-1-4
ijverig ijverig: ieverig (Tungelroy), iêvereg (Tungelroy), īēverig (Tungelroy) ijverig, vlijtig || met ijver vervuld [ijverig, nijver, nijverig, noest, vlijtig, grif] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iesel (Tungelroy), iezel (Tungelroy) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iesele (Tungelroy), iezele (Tungelroy), (iêseldje, ge-iêseldj, t ès ge-iêseldj). Vb. t ès ge-iêseldj! (t heeft geijzeld).  iêsele (Tungelroy) ijzelen [N 22 (1963)] || ijzelen, bevriezen van neerslag III-4-4
ijzen griezelen: griezele (Tungelroy), zich schudden: zich sjudde (Tungelroy) vervuld worden van afgrijzen, iets heel erg afschuwelijk vinden [ijzen, schruwen, grijzelen, grillen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeur: [oven]dø̄r (Tungelroy), ovendeurtje: [oven]dø̄rkǝ (Tungelroy), ovenplaat: [oven]plāt (Tungelroy) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Tungelroy) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak puthaak: pøͅthōͅk (Tungelroy) [N 12 (1961)] I-7