18326 |
jasschort |
jasscholk:
jassjolk (L318b Tungelroy),
toe scholk:
toewe sjölk (L318b Tungelroy)
|
schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
jenever:
sjenéver (L318b Tungelroy),
klare:
kloare (L318b Tungelroy)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24556 |
jeneverbes |
wachelbeer:
wachelbeer (L318b Tungelroy),
wachelenstruik:
wachelstroêk (L318b Tungelroy)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.)
III-4-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jongvolk:
jònkvollek (L318b Tungelroy)
|
jongelui
III-2-2
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jeuke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
jeuken || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24097 |
jezuïet |
jezuet:
jezwiet (L318b Tungelroy)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18086 |
jicht |
jicht:
jicht (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21280 |
joelen |
herrin:
herrien (L318b Tungelroy),
kwaken:
kwake (L318b Tungelroy),
stechelen:
stechele (L318b Tungelroy)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (L318b Tungelroy)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|