23595 |
kaarsenaansteker |
kaarsenaansteker:
kerseaanstaeker (L318b Tungelroy),
kaarsenstek:
kersestek (L318b Tungelroy)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kersebak (L318b Tungelroy)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19422 |
kaarsendomper |
domper:
doomper (L318b Tungelroy),
dover:
douver (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23598 |
kaarsenpit |
wiek:
week (L318b Tungelroy)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
prentje:
prentje (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
kaârte (L318b Tungelroy)
|
Kaarten, kaart spelen.
III-3-2
|
22628 |
kaarten, een spelletje kaarten |
boompje:
ei beumke kaarte (L318b Tungelroy)
|
n Potje kaarten.
III-3-2
|
24833 |
kaasjeskruid |
hop:
onzeker
hop ? (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
kattekaasje:
katekiǝskǝ (L318b Tungelroy),
kattenkaas:
kattekieës (L318b Tungelroy),
kattenkaasje:
kattekieëskes (L318b Tungelroy),
algemeen
kattekieëskes (L318b Tungelroy),
paddekaas:
pɛdǝkīǝs (L318b Tungelroy),
paddenkaas:
peddekieës (L318b Tungelroy),
algemeen
peddekieës (L318b Tungelroy)
|
kaasjeskruid || kaasjeskruid, klein || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5, III-4-3
|
22610 |
kaatsbal |
kaatsebal:
kaatsebâl (L318b Tungelroy),
prikkebal:
prikkebâl (L318b Tungelroy)
|
Kaatsebal.
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
kaatsen:
kaatse (L318b Tungelroy),
prikken:
prikke (L318b Tungelroy)
|
Kaatsen. || Vangen.
III-3-2
|