e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kapelletje kapelletje: kepelke (Tungelroy) Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaphamer kaphamer: kaphāmǝr (Tungelroy) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.] II-9
kapheep heep: hīǝp (Tungelroy), steenheep: stęjnhīp (Tungelroy) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
kapmantel caban (fr.): kapoo (Tungelroy), kapmantel: kapmantjel (Tungelroy, ... ), mantelet (fr.): Van Dale (FN): mantelet, (vrouwen)kapmanteltje.  mantjelet (Tungelroy) kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapoets kapoets: kaabòts (Tungelroy) kapothoed, kapoets, ouderwetse vrouwenmuts III-1-3
kapotjas kapotjas (<fr.): soldatenjas  kapotjas (Tungelroy) kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
kapper, maat van 0,2 liter kapper: kapper (Tungelroy) de maat die een inhoud aangeeft van 0,2 liter [kapper] [N 91 (1982)] III-4-4
kapstok klederhanger: kapstok  kleijerhanger (Tungelroy) Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] III-2-1
kapucijn kapucijn: kappesein (Tungelroy) Een Capucijn [Kappesijn, bedelmonnik]. [N 96D (1989)] III-3-3
kapucijner kapucijners: WLD  kapecēiner (Tungelroy) De capucijner; het zaad van een erwtesoort, vrij groot en vaalbruin van kleur; bij het koken blijft het heel en wordt bruin; het wordt ook jong en vers gegeten (grauwe erwt, oud wijf, keker, schokker, sisser, kapucijner, kapusien). [N 82 (1981)] I-7