e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderondergoed ondergoed: ongergood (Tungelroy) Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)] III-1-3
kinderschort met mouwen mouwenscholkje: moewsjölkske (Tungelroy) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinderstoel kakstoel: kakstool (Tungelroy), kinderstoel: kinjerstool (Tungelroy), kinderstoeltje: kindjersteulke (Tungelroy) Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)] III-2-1
kindje jezus jezusje: jezuke (Tungelroy), kindje jezus: kindje jezus (Tungelroy) Het Jezuskind, het kind(je) Jezus, Jezuke. [N 96D (1989)] III-3-3
kinds kinds: kinds (Tungelroy, ... ), verkindst: verkindse (Tungelroy) door hoge ouderdom zwak van geest [suffig, kinds, simpel] [N 85 (1981)] || door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 86 (1981)] || kinds worden III-2-2
kinketting kiefketting: kēfkęteŋ (Tungelroy) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kiekhoost (Tungelroy) kinkhoest III-1-2
kinriem kinband: kenbanjtj (Tungelroy) Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24] I-10
kippen hennen: henǝ (Tungelroy), hoender: hōndǝr (Tungelroy) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippen -kinderwoord hennetjes: henkǝs (Tungelroy), tietjes: titǝkǝs (Tungelroy) [N 19, 38; monogr.] I-12