24858 |
klaproos |
klaproos:
klaproeues (L318b Tungelroy),
klaproos
klaproeës (L318b Tungelroy),
slaapkop:
slǭpkǫp (L318b Tungelroy),
-
slaopkop (L318b Tungelroy)
|
klaproos [DC 13 (1945)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
kliǝ (L318b Tungelroy)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
33262 |
klaverschoof |
schob:
šop (L318b Tungelroy)
|
Gemaaide klaver wordt, zoals gras, gedroogd voordat het wordt opgeslagen voor de winter. Zie voor het hooien aflevering I.3. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat men de gemaaide klaver niet bindt in L 164, 268 (soms), 270, 289, 289a, 290, 325. Vergelijk ook de behandeling van de graanschoof in aflevering I.4. [N 15, 18g]
I-5
|
24867 |
klaverzuring |
hazeklee:
haazeklieë (L318b Tungelroy),
hazeklīē (L318b Tungelroy),
-
haazeklieë (L318b Tungelroy),
klaverzuring
hazeklieë (L318b Tungelroy),
zuring:
-
zuring (L318b Tungelroy)
|
klaverzuring || witte klaverzuring [DC 60a (1985)] || Witte klaverzuring (oxalis acetosella 5 tot 10 cm groot. De plant heeft een dunne, geschubde wortelstok; de bladeren zijn wortelstandig, 3-tallig. De blaadjes zijn omgekeerd kantvormig; de bloemen groeien afzonderlijk op lange stelen en zijn wit of iets [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
kleijaazie (L318b Tungelroy),
kléjaazie (L318b Tungelroy),
kleren:
kleier (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
kleijer (L318b Tungelroy),
Mv.
kleijer (L318b Tungelroy),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
kleier (L318b Tungelroy),
kleijer (L318b Tungelroy)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, jurken || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24576 |
kleefkruid |
klis:
klisse (L318b Tungelroy),
plakkruid:
-
plekkroed (L318b Tungelroy)
|
kleefkruid [DC 60a (1985)] || Kleefkruid (galium aparine 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn lang, liggend of klimmend en zijn ruw door naar onder gerichte stekeltjes. De bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lijn- tot lancetvormige, stekelpuntige bladeren. De bladrand is ruw-gest [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18285 |
kleerborstel |
kleerborstel:
kleierborstel (L318b Tungelroy)
|
Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
klederhanger:
kleierhenger (L318b Tungelroy)
|
Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19677 |
kleerkast |
klederkast:
kleierkast (L318b Tungelroy),
kleͅi̯ərkast (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
kleerkast [DC 39 (1965)] || klerenkast
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
kist:
keͅst (L318b Tungelroy),
klederkist:
kleͅi̯ərkeͅst (L318b Tungelroy)
|
deken- of klerenkist || klerenkist
III-2-1
|