e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine boerderij boerderijtje: bōrdǝrii̯kǝ (Tungelroy), klein plaatsje: klɛi̯n plɛ̄tskǝ (Tungelroy) Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
kleine bouwladder steigerleider: stęjgǝrlęjǝr (Tungelroy) Kleine ladder van ongeveer 1.75 m lengte die voornamelijk wordt gebruikt voor het werk binnenshuis. [N 32, 9b; monogr.] II-9
kleine neus klein neusje: klein nēͅske (Tungelroy) Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)] III-1-1
kleine schadelijke zoogdieren ongedierte: ongedeerdj (Tungelroy) schadelijke en hinderlijke grotere dieren als muizen, mollen, enz. [DC 55 (1980)] III-4-2
kleine stenen lilliputters: lilipøtǝrs (Tungelroy) Smalle, dunne baksteentjes. De invuller uit L 321 onderscheidt daarbij vier formaten: ɛvechtformaatɛ (21x10x4 cm), van klei; ɛwaalformaatɛ (21,5x10x5,5 cm), van klei, voor buitenwerk; ɛmaasformaatɛ (21,5x10x8,5 cm), wit, voor binnenwerk en ɛlilliputtersɛ (14,5x6,5x3,5 cm), mooi glad, voor schoorsteen en hal. In L 291 werd zoɛn kleine steen spottend ook wel een bakkersbrood (bɛk\rs˱brū\t) genoemd.' [N 30, 54a; monogr.] II-8
kleingeld kleingeld: klein geldj (Tungelroy, ... ), kleutergeld: kleutergeldj (Tungelroy) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
kleinste dier van het nest achterblijver: achterbliever (Tungelroy), WLD  achterblīēver (Tungelroy), knauwel: WLD  knouwel (Tungelroy) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
klemmateriaal spij/spie: spi (Tungelroy) Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b] I-1
klep (van pet) klep: klep (Tungelroy, ... ) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek klep: Boks mèt ei liêf draan.  klap (Tungelroy), klepboks: klepboks (Tungelroy), klepbòks (Tungelroy) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] || klepbroek (broek met van voren of van achter een klep) III-1-3