24194 |
korhoen |
korhaan:
korhaan (L318b Tungelroy),
korhen:
korhin (L318b Tungelroy),
korhoen:
kòrhoon (L318b Tungelroy)
|
korhoen || korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
k`rsjet (L318b Tungelroy),
kersjét (L318b Tungelroy),
kursjét (L318b Tungelroy)
|
korset || korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
korst (L318b Tungelroy)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18361 |
kort onderrokje |
poeprokje:
poeprökske (L318b Tungelroy)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
vottensnoer:
vottesnoor (L318b Tungelroy)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L318b Tungelroy),
kort:
kort van aom (L318b Tungelroy),
kòrt (L318b Tungelroy)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte boks:
korte boks (L318b Tungelroy),
korte bóks (L318b Tungelroy)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
kuitlaars:
kuutlaarze (L318b Tungelroy)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
korte ongerbóks (L318b Tungelroy),
korte óngerbóks (L318b Tungelroy),
onderboks:
ongerboks (L318b Tungelroy)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
duffel:
duffel (L318b Tungelroy),
jekker:
jekker (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|