e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwart el, maat van 17 cm kwart: kwaart (Tungelroy) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwart, vierde deel, maat vierde part: ei veêrdje paart (Tungelroy), vierdel: (veerelke-veerel). Vb. - ei good veerel (ruim 1/4 ha.). - ei veerel eijer (een kwart van honderd eieren plus 1 = 26 stuks).  veerel (Tungelroy), (veerelke-veerel). Vb. ei veerel eijer (1/4 van 100 eieren plus 1 = 26 stuks).  veerel (Tungelroy), Vb. - dè haaj wè eine..., die haaje wè ein (daar hadden we er een van, zo hadden we er een). - die haaj ich twieë (daar had ik er twee van). - zie zeen mèt veere (ze zijn met zn vieren). - det ès zoeë zeeker as zès! (dat is zo vast als een huis!). - doe haaj dr neeme geine... (toen had niemand er meer een).  veerel (Tungelroy) kwart, vierde deel III-4-4
kwartel kwartel: kwartel (Tungelroy, ... ) kwartel || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1
kwartje kwartje: kwartje (Tungelroy, ... ) kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)] III-3-1
kwast, noest knar: knar (Tungelroy), stop: stǫp (Tungelroy) Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12
kwastje aan een halsketting gouden schuif: gouwe sjuûf (Tungelroy) gouden, halvemaanvormig halssieraad aan een kettinkje, meestal gegraveerd met krullen III-1-3
kweek puinen: pø̜i̯nǝ (Tungelroy), -  puine (Tungelroy) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] I-5, III-4-3
kweepeer kweepeer: kwieëpaer (Tungelroy) kweepeer I-7
kwellen plagen: plaoge (Tungelroy), transeneren: Van Dale: transeneren, (gew.) kwellen, plagen, mishandelen.  trensenere (Tungelroy) lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] III-3-1
kwelling/pesterij plaag: plaog (Tungelroy), temptatie (<fr.): temptatie (Tungelroy), temtatie (Tungelroy) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1