23311 |
lof |
lof:
lof (L318b Tungelroy)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21837 |
logeren |
buurten:
buurte (L318b Tungelroy)
|
in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kɛrheŋst (L318b Tungelroy)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (L318b Tungelroy),
lóng (L318b Tungelroy)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
longen:
lōŋǝ (L318b Tungelroy)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
lōēd (L318b Tungelroy)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33679 |
loodzand |
cichorei:
sokǝręi̯ (L318b Tungelroy),
grijze:
grīzǝ (L318b Tungelroy)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
24846 |
loof |
blader:
WLD
blajer (L318b Tungelroy),
loof:
lauf (L318b Tungelroy),
WLD
louf (L318b Tungelroy)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof
III-4-3
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladen:
blāi̯ǝ (L318b Tungelroy)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
30795 |
looien |
looien:
luǝjǝ (L318b Tungelroy)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|