33914 |
manenschurft |
fistel:
festǝl (L318b Tungelroy)
|
Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t]
I-9
|
33769 |
manenstrang |
manenstrang:
mānǝstrā.ŋk (L318b Tungelroy)
|
Gewelfde bovenkant van een paardenek waar de manen ingeplant zijn. Zie afbeelding 2.14. [N 8, 21 en 25]
I-9
|
19439 |
mangel, wringer |
mangel:
mangel (L318b Tungelroy),
wringer:
vringer (L318b Tungelroy)
|
Toestel met tegen elkaar draaiende cilinders om gewassen linnengoed glad te maken (mangel, wringer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18148 |
manken |
hompelen:
hoompele (L318b Tungelroy),
honkelen:
honkele (L318b Tungelroy),
hônkele (L318b Tungelroy),
knakken:
knakke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
trekken:
trèkke (L318b Tungelroy)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)] || hinken, mank lopen || mank lopen, hinken
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
iemand wat zijn:
eeme waat zeen (L318b Tungelroy),
mankeren:
mankere (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
schelen:
sjille (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
mankeren || Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17713 |
mannelijk geslachtsorgaan |
zak:
zak (L318b Tungelroy)
|
mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
bok:
bok (L318b Tungelroy),
bokje:
bøkskǝ (L318b Tungelroy),
bø̜kskǝ (L318b Tungelroy)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|
34051 |
mannelijk kalf |
stierkalf:
stīr[kalf] (L318b Tungelroy),
stiertje:
stīrkǝ (L318b Tungelroy),
varkalf:
vɛr[kalf] (L318b Tungelroy)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
stiertje:
stīrkǝ (L318b Tungelroy)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hē̜nkǝ (L318b Tungelroy)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|