30093 |
massieve muur |
muur:
mōr (L318b Tungelroy)
|
Massieve muur zonder spouw. De dikte van buitenmuren die op deze wijze werden opgemetseld, kon anderhalf-, twee- of tweeëneenhalfsteens zijn. Zie ook het lemma 'Tweesteense muur'. Massieve muren isoleerden slecht warmte en geluid. Bovendien waren ze moeilijk waterdicht te maken. Optrekkend vocht ging men tegen door regelmatig een laag asfaltpapier tussen de voegen te leggen. Zie ook het lemma 'Asfaltpapier'. Het woord '(muur)' is fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Muur'. [N 31, 36a]
II-9
|
20469 |
masturberen |
(-) aftrekken:
zich aaftrekke (L318b Tungelroy),
zich aftrekken:
zich aaftrekke (L318b Tungelroy)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L318b Tungelroy)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
matras (L318b Tungelroy),
mətras (L318b Tungelroy),
strozak:
stroezak (L318b Tungelroy),
stroéezak (L318b Tungelroy)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] || matras
III-2-1
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
matroëeze pekske (L318b Tungelroy),
WLD
matrōēzepékske (L318b Tungelroy)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
vroeger hier niet bekend en 95% die zo een voorwerp niet bezitten
matəkloͅpər (L318b Tungelroy)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18129 |
mazelen |
maasderen:
maasdere (L318b Tungelroy),
mazelen:
mazele (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] || mazelen
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
medaalie (L318b Tungelroy)
|
medaille
III-1-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
koompassie (L318b Tungelroy)
|
een gevoel van smart over het leed van andere mensen [medelijden, kompassie, deernis, deer] [N 85 (1981)] || een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)] || medelijden
III-1-4
|
23682 |
meditatie |
meditatie (<fr.):
meditatie (L318b Tungelroy)
|
Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)]
III-3-3
|