24301 |
bek |
bakkes:
WLD
bakkes (L318b Tungelroy),
bek:
bek (L318b Tungelroy),
WLD
bek (L318b Tungelroy),
muil:
moel (L318b Tungelroy),
WLD
mōēl (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21777 |
bekakte praat |
kale kak:
kale kak (L318b Tungelroy),
koude koek:
koje kook (L318b Tungelroy)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
kale kak:
kale kak (L318b Tungelroy),
koude koek:
koje kook (L318b Tungelroy)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21830 |
bekendmaken |
ombellen:
umbelle (L318b Tungelroy)
|
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18974 |
bekennen |
bekennen:
bekinne (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (L318b Tungelroy),
mal:
mal (L318b Tungelroy)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
17646 |
bekkenholte |
kooi:
kōēi (L318b Tungelroy)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22677 |
bekkens |
bekkens:
bekke (L318b Tungelroy),
dekken:
dekke (L318b Tungelroy),
deksels:
deksels (L318b Tungelroy)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
beköstiche (L318b Tungelroy)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21357 |
bekvechten |
bekvechten:
bekvechte (L318b Tungelroy)
|
ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|