e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middenschip middenschip: middesjeep (Tungelroy) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
midvoor midvoor: midveur (Tungelroy) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
mier aamzeiksel: aomzeiksel (Tungelroy), oâmzeiksel (Tungelroy), WLD  aomzeiksel (Tungelroy) mier || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei aamzeikselei: aomzeikselei (Tungelroy), WLD  aomzeikselei (Tungelroy) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop aamzeikselnest: aomzeikselnést (Tungelroy), WLD  aomzeikselnèst (Tungelroy) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mierikswortel mierik: WLD  mierik (Tungelroy), mierikswortel: WLD  mierik(swortel) (Tungelroy) De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)] I-7
mijt afdekken dekken: dękǝ (Tungelroy) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mik gaffeltje: geffelke (Tungelroy) Een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik]. [N 88 (1982)] III-3-2
mikken mikken: mikke (Tungelroy, ... ) scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: mieleméter (Tungelroy), millimaeter (Tungelroy) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4